Kennis

Modelovereenkomst Kost+ - verrekening van bijna alle gemaakte kosten

1. Inleiding

Aan het Nederlandse assortiment bouwcontracten is begin juni 2025 met de Modelovereenkomst Kost+ een nieuw type model-contract toegevoegd.1 De overeenkomst is in de praktijk ontstaan en in nauw overleg met een aantal sleutelfiguren aan opdrachtgevers- en opdrachtnemerszijde uitgewerkt en vervolgens voorzien van een toelichting.2 In deze bijdrage worden de belangrijkste kenmerken van de overeenkomst beschreven, alsmede de aanleiding en de beoogde functie van de overeenkomst.

2. Aanleiding

Sinds het begin van deze eeuw is in Nederland behoefte ontstaan aan een alternatief voor de taakverdeling in de UAV, waarbij de opdrachtgever het ontwerp maakt en de aannemer verantwoordelijk is voor de uitvoering. In die behoefte is voorzien door de UAV-GC 2005, alliantie-overeenkomsten, DBFM(O)-contracten en contracten op basis van een twee-fasen aanpak inclusief bouwteamovereenkomsten. Inmiddels is duidelijk geworden dat aan die overeenkomsten ook belangrijke nadelen zijn verbonden.3 Voor wat betreft de UAV-GC 2005 zijn die deels weggenomen in de UAV-GC 2025.4

De praktijk heeft met name de afgelopen jaren geleerd dat in veel projecten problemen ontstaan in de prijsvorming op basis van reeds bestaande contractvormen, waarvan het uitgangspunt de vaste prijs is.5 Ook de nieuwe UAV-GC bevatten geen oplossing voor dat probleem, omdat de herziening van andere onderdelen al moeizaam genoeg verliep. Zie voor een mogelijke oplossing binnen het kader van een UAV-GC contract de concept-bepaling zoals eerder toegelicht in dit tijdschrift.6 Oplossingsrichtingen zoals aanbesteden op basis van een concurrentiegerichte dialoog of een twee-fasen contract blijken in de praktijk van de laatste jaren (naar ervaring van de opstellers van het model) niet altijd tot een uitvoeringsopdracht te leiden, omdat niet tot prijsovereenstemming wordt gekomen. Dit heeft vaak als oorzaak dat een aannemer vanwege beperkte informatie de uitvoeringsrisico’s zodanig hoog inschat dat de prijs niet past binnen het budget van de opdrachtgever of dat de onzekerheden dermate groot zijn dat het voor opdrachtnemers niet goed mogelijk is om vooraf een vaste prijs af te geven. Bovendien zullen aannemers in één-op-één-onderhandelingen, zoals bij een twee-fasen contract, de risico’s conservatief inschatten om hun financiële zekerheid te waarborgen. Wanneer er wel een overeenkomst tot stand komt, kunnen vervolgens alsnog geschillen ontstaan wanneer de werkelijke kosten sterk afwijken van de overeengekomen vaste prijs. Het gevolg is vertraging in de uitvoering van de projecten. De oplossing voor deze problemen dient, aldus de auteurs van het nieuwe model, niet gezocht te worden in het verder sleutelen aan risicoverdelingen maar in de wijze van verrekening van de werkelijk uitgevoerde werkzaamheden. Een dergelijke wijze van verrekening lijkt ook bijzonder geschikt voor projecten waarin standaardoplossingen niet gewenst of niet goed mogelijk zijn. Bijvoorbeeld wanneer behoefte bestaat aan innovatieve oplossingen, blijken de reeds bestaande modellen en methoden een belemmering: het uitvoeringsrisico ligt bij de opdrachtnemer en die is daardoor genoodzaakt om de risico’s te minimaliseren, waardoor vaak wordt gekozen voor proven technology. Projecten zoals de Stormvloedkering zouden op die manier waarschijnlijk niet mogelijk zijn geweest.

3. Voorgeschiedenis

Het uitgangspunt van een kost plus-contract, zoals dat hierna verder zal worden toegelicht, is al heel oud. In ons Burgerlijk Wetboek zijn in art. 7:752 voor de aanneming van werk twee soorten beprijzing voorzien: de vaste prijs en de ‘redelijke prijs’, in de praktijk meestal aangeduid als ‘regie’. In dat laatste geval geldt als uitgangpunt de door de opdrachtnemer ‘gewoonlijk bedongen prijzen’ en gewekte verwachtingen. Die prijzen zijn dan gekoppeld aan de werkelijk verrichte werkzaamheden. Datzelfde mechanisme wordt op veel grotere schaal toegepast bij de afrekening van meerwerk, voor zover dat niet tevoren is overeengekomen, en bij het gebruik van stelposten.7 Een variant daarvan is het systeem van verrekenbare hoeveelheden zoals dat wordt toegepast in de Standaard RAW Bepalingen, waarbij de verrekenprijzen vooraf worden vastgesteld en de verwerkte hoeveelheden pas na uitvoering van het werk. Kost plus is derhalve de methode waarbij niet vooraf een vaste prijs overeengekomen wordt, maar afspraken worden gemaakt over de verrekening van de werkelijk gemaakte (en aangetoonde) kosten.

In het verleden zijn ook al vaker (grote) werken volledig op kost plus-basis uitgevoerd, vooral in de industrie (zoals in de praktijk algemeen bekend is). In België (waar thans een groot deel van het Oosterweel-project op kost plus-basis wordt uitgevoerd, verreweg het grootste kost plus-werk in Europa met een omvang van circa tien miljard euro) heeft men eerder ervaring opgedaan bij de Schuman-tunnel in Brussel.

Internationaal bestaan ook al geruime tijd diverse standaarden voor deze contractvorm. De bekendste is het NEC4-contract en dan in het bijzonder de optie C (target contract with activity schedule), opgesteld door de Engelse vereniging van raadgevend ingenieurs.8 Dat contract is (natuurlijk) gebaseerd op common law beginselen, en is opgesteld als onderdeel van het ruimere NEC-contractenset (de ‘suite’) waarin tal van opties zijn voorzien die kunnen worden gecombineerd. Een andere bijzonderheid van het NEC4-contract is dat de uitgangspunten zijn uitgewerkt in een groot aantal procedures met voorgeschreven handelingen en termijnen. Daarmee is het een zeer omvangrijk en gedetailleerd contract, naar goed Engels gebruik.

In het Nederlandse model is vanwege deze bijzonderheden gekozen voor een opzet en voor terminologie die past in het Nederlandse recht en de Nederlandse bouwcultuur en -praktijk. Ook zijn op diverse onderdelen andere keuzes gemaakt dan in de NEC, zoals bijvoorbeeld de keuze om afwijkende fysieke of weersomstandigheden niet als een grond voor richtprijswijziging op te nemen.9

4. Opzet van de overeenkomst

4.1 Juridisch concept

Een kost plus-contract valt naar Nederlands recht in beginsel onder art. 7:752 BW, waaronder ook de regie-overeenkomsten vallen. Die bepaling is van regelend recht, zodat partijen van dat uitgangspunt kunnen afwijken. In de Modelovereenkomst Kost+ is van die mogelijkheid gebruikgemaakt, door de beprijzing en de ‘richtprijs’ zoals genoemd in art. 7:752 lid 2 BW nader uit te werken. Om de opzet ook verder goed aan te laten sluiten bij de Nederlandse juridische traditie is de overeenkomst gebaseerd op begrippen en methoden die in de Nederlandse bouwpraktijk gebruikelijk zijn. Daardoor kan gebruik worden gemaakt van belangrijke concepten als de waarschuwingsplicht, eigen schuld en de verantwoordelijkheid voor hulppersonen, waaraan de praktijk en de rechtspraak is gewend.

Hoewel de systematiek (zoals gezegd) voorkomt in het buitenland, zijn partijen in Nederland gewend om te werken met kortere contracten dan internationaal vaak gebruikelijk is. Ook zijn in Nederland open normen meer gebruikelijk die partijen (en onverhoopt geschilbeslechters) de ruimte geven om passende oplossingen te vinden, in plaats van gedetailleerde standaardoplossingen uit te werken die mogelijk niet goed aansluiten op de concrete situatie in het project. De Modelovereenkomst Kost+ is derhalve ook daarom qua lengte en gebruikte terminologie toegesneden op de bestaande Nederlandse gebruiken en gewoonten.

De Modelovereenkomst Kost+ is, net als het UAV-GC model, als geheel gekwalificeerd als een overeenkomst van aanneming van werk, hetgeen tot gevolg heeft dat de wettelijke bepalingen van Titel 7:12 BW van toepassing zijn; ook op de ontwerpwerkzaamheden (en dus niet Titel 7:7 over opdracht).10

In de Modelovereenkomst Kost+ zijn voor de meeste onderwerpen voorkeursoplossingen opgenomen, waarbij in sommige gevallen in de toelichting is gewezen op een alternatief.11 Alleen ten aanzien van het aansprakelijkheidsregime is (conform de oplossing in art. 13a Model Basisovereenkomst bij de UAV-GC 2025) gekozen voor twee alternatieve opties in de overeenkomst zelf. Voor de opzet als geheel is voorzien in drie opties: de eerste optie is bedoeld voor een contract op basis van een twee-fasen aanpak, waarbij de opdracht voor de tweede (ontwerp)fase afhankelijk is van een daarop gericht positief besluit van de Opdrachtgever.12 De tweede optie is bedoeld voor een opdracht die bestaat uit zowel Ontwerp- als Uitvoeringswerkzaamheden en de derde optie voor een opdracht voor Uitvoeringswerkzaamheden (zie naast overweging II ook art. 1.1, 13.1, 14.1, 15.1 en 19.1 Modelovereenkomst Kost+).

Een aantal nadere afspraken moet door partijen projectspecifiek worden uitgewerkt, die zijn voorzien in annexen waarnaar in de overeenkomst wordt verwezen waarbij is verondersteld dat partijen die zelf opstellen.13

4.2 Mechanisme

Kort samengevat, is de Modelovereenkomst Kost+ gebaseerd op het uitgangspunt dat alle kosten worden vergoed die de opdrachtnemer maakt, en waarbij een financieel mechanisme is ingebouwd om te stimuleren dat er effectief, efficiënt en optimaal wordt gewerkt om eventuele overschrijdingen van de financiële en planningskaders te voorkomen dan wel te beperken. Daarbij wordt uitgegaan van een richtprijs14, die in de overeenkomst of nadien is bepaald op basis van een aantal essentiële uitgangspunten over de omvang, kwaliteit en uitvoeringstermijn van het werk en tarieven voor een aantal maatgevende werkzaamheden en functionarissen.15 Die kenmerken worden opgenomen in een Activiteitenplanning en een Activiteitenraming. Eventueel kan bij die richtprijs voor onderdelen ook een risicovoorziening worden opgenomen. Wanneer een risico zich voordoet, en de voorziening daarvoor moet worden aangesproken, leidt dat niet tot een richtprijswijziging: ook wanneer de werkelijke kosten hoger zijn dan de voorziening worden de werkelijke kosten vergoed. Het uitgangspunt is onder alle omstandigheden namelijk dat de werkelijke kosten worden vergoed. De enige uitzonderingen daarop zijn limitatief opgesomd in art. 22 Modelovereenkomst Kost+ en betreffen bijvoorbeeld kosten die niet blijken uit de projectadministratie, het niet volgen van de overeengekomen inkoopprocedure of kosten die zonder geldige reden (bijvoorbeeld zonder rechtsgrond) zijn betaald aan een onder-opdrachtnemer. Het is niet de bedoeling dat andere fouten of ‘faalkosten’ voor rekening van opdrachtnemer blijven: op voorhand staat vast dat van dergelijke kosten sprake zal zijn en de opdrachtnemer zou daarvoor normaal gesproken ook een opslag/risicopost in zijn prijs moeten opnemen. Om een transparante afrekening mogelijk te maken worden in de modelovereenkomst alle kosten vergoed inclusief deze faalkosten, behoudens de zogenaamde uitgesloten kosten. Om dezelfde reden wordt aanbevolen (art. 22 lid 1 sub e Modelovereenkomst Kost+) om in beginsel herstel van (verborgen) gebreken eveneens te doen vergoeden: ook daarvoor geldt dat het alternatief namelijk zou leiden tot een minder transparante risicopost. Het model bevat hiervoor evenwel een keuzebepaling zodat deze kosten voor rekening van de opdrachtnemer kunnen worden gebracht. Het gevolg zal dan wel zijn dat de opdrachtnemer in zijn aanbieding in zijn opslagpercentage voor de algemene kosten een voorziening voor dergelijke kosten opneemt. Verhoging van de richtprijs biedt immers geen soelaas voor de opdrachtnemer: hij krijgt daarmee nog steeds de gemaakte kosten voor herstel van de gebreken niet vergoed, en ten hoogste een kleinere kans op een lager rendement.

Hetzelfde uitgangspunt is gehanteerd ten aanzien van mogelijke schade: herstel van gewone schade die tijdens de werkzaamheden ontstaat wordt op basis van werkelijke kosten vergoed, zij het dat die kosten wel meetellen in het saldo dat bepalend is voor onder- of overschrijding van de richtprijs en daarmee het rendement van opdrachtnemer. Schade die daarentegen ontstaat door gebruik, zoals schade tijdens de onderhoudstermijn of vervroegde ingebruikneming, wordt niet alleen vergoed op basis van werkelijke kosten, maar geldt ook als richtprijswijziging zodat het rendement daardoor niet wordt beïnvloed.16

Partijen verdelen de te verrichten ontwerp- en uitvoeringswerkzaamheden en de te verkrijgen vergunningen. Zo kan het ontwerp bijvoorbeeld aan de opdrachtnemer worden opgedragen of door partijen samen worden opgesteld.17 Partijen kunnen ervoor kiezen om het werk in een of twee fasen op te delen: daarom kan in art. 1 van de Modelovereenkomst Kost+ voor drie opties worden gekozen: ontwerp- en (na een positief Continuerings/vervolgbesluit) uitvoering; ontwerp en uitvoering; of alleen de uitvoering.

Deze werkzaamheden worden vervolgens in voortdurend goed onderling overleg uitgevoerd, waarbij op beide partijen een verplichting rust om tijdig te waarschuwen voor dreigende afwijkingen van vastgestelde uitgangspunten zoals de planning of richtprijs.

4.3 Richtprijs

Een belangrijk uitgangspunt in de Modelovereenkomst Kost+ is de richtprijs. Deze is de afgeleide van de vooraf geraamde werkelijke kosten voor de afzonderlijke activiteiten. Het budget van de opdrachtgever zal op de richtprijs moeten zijn afgestemd. De richtprijs kan tevoren zijn bepaald door opdrachtgever (de opdrachtnemer zal zijn ontwerp daarop dan moeten afstemmen), zijn gebaseerd op de aanbieding van opdrachtnemer in een aanbesteding of door partijen na sluiting van de overeenkomst worden overeengekomen (art. 19 Modelovereenkomst Kost+). De richtprijs wordt gebaseerd op de activiteitenraming die de opdrachtnemer heeft opgesteld (art. 20 Modelovereenkomst Kost+), waarbij partijen ook kunnen beslissen om voor enkele voorziene en niet voorziene risico’s een aparte reservering op te nemen (zie hiervoor onder 4.2).

Dat laatste kan van belang zijn in verband met de gevolgen van afwijkingen van de richtprijs: het zogenaamde participatiemechanisme om de kosten binnen de richtprijs te houden, is namelijk een bonus/malus systeem ten opzichte van het vastgestelde winst van de opdrachtnemer. Naarmate de kosten verder onder de richtprijs blijven, stijgt de winst (ook in absolute zin) volgens een tevoren overeengekomen formule. Naarmate de kosten de richtprijs overschrijden daalt de winst (eveneens ook in absolute zin). Aangezien de huidige marktomstandigheden gekenmerkt worden door een schaarste aan personeel heeft dat rendement voor de opdrachtnemer vermoedelijk een grotere prioriteit dan de omzet. Daarom zal dit bonus/malus-mechanisme (in de Engelstalige praktijk vaak plastisch aangeduid als ‘pain/gain’) bij rationele afwegingen in beginsel leiden tot lagere kosten en mogelijke besparingen voor opdrachtgever. Partijen kunnen de werking van dit mechanisme beperken door een maximum (een ‘cap’) overeen te komen. De mate van (prijs-)onzekerheden (zoals bij onderhoud en renovatie) zal van grote invloed zijn op de overeen te komen vormgeving van het participatiemechanisme en de maximering daarvan: naarmate de onzekerheden groter zijn en dus ook het risico op over- en onderschrijding van de richtprijs zal de opdrachtnemer de mogelijke variatie willen beperken. Dat is natuurlijk ook in het belang van de opdrachtgever die immers rekening moet houden met een budget.

In de meeste gevallen is dat budget ook niet onaantastbaar: de primaire doelen van een opdrachtgever zijn in het algemeen dat het werk de beoogde functie kan vervullen, dat het werk van goede kwaliteit is, dat het tijdig beschikbaar is en dat er een redelijke prijs wordt betaald. Door regelmatige prognoses en waarschuwingen kan een opdrachtgever zo nodig en desgewenst tijdig besluiten het budget te vergroten om te voorzien in richtprijs-overschrijdingen. De wettelijke waarschuwingsplicht (art. 7:754 BW; voor professionele partijen van regelend recht) is in deze overeenkomst nader uitgewerkt op een wijze die niet normatief is: het gaat er niet om wat een der partijen uit hoofde van zijn algemene deskundigheid had kunnen weten, maar om wat partijen werkelijk wisten: wanneer dergelijke feitelijke kennis (maar daaronder valt ook kennis over waarschijnlijke kosten overschrijdingen of vertragingen) aanwezig is, dient de wederpartij te worden geïnformeerd.18 Het nalaten van een dergelijke waarschuwing kan ertoe leiden dat kosten die het gevolg zijn van dat nalaten niet worden vergoed, waarbij art. 6:101 BW onverminderd geldt (de ‘eigen schuld’ van de wederpartijen).19

Wanneer een opdrachtgever besluit om af te wijken van de uitgangspunten waarop de richtprijs wordt gebaseerd, is in de Modelovereenkomst Kost+ sprake van een richtprijswijziging, waardoor het rendement (bijvoorbeeld) niet lager wordt als gevolg van hogere kwalitatieve eisen of uitbreiding van het werk. De overeenkomst bevat een limitatief aantal gevallen van richtprijswijzigingen.20 Uitgangspunt is dat een door OG opgedragen wijziging die leidt tot meer of minder kwaliteit of functionaliteiten ten opzichte van de Vraagspecificatie (bijvoorbeeld een extra verdieping), ook leidt tot een Richtprijswijziging. Uitgangspunt is ook dat de Richtprijs niet wordt aangepast indien geen sprake is van meerwaarde, zoals een aanpassing van de Vraagspecificatie (en het ontwerp) die noodzakelijk blijkt omdat tijdens de uitvoering blijkt van andere omstandigheden dan waarvan is uitgegaan, bijvoorbeeld het ontwerp voorziet in een afvoer linksom maar daaraan staat een betonblok in de weg. Partijen overleggen dan over een andere routering van de afvoer of verwijdering van het betonblok. De met de keuze gemoeide kosten worden vergoed op basis van Werkelijke Kosten, maar wanneer die hoger worden dan zonder betonblok het geval zou zijn geweest is dat geen richtprijswijziging. Een dergelijke tegenvaller in de uitvoeringssfeer komt in zoverre voor risico van beide partijen. Het is juist de bedoeling dat van het Participatiemechanisme dat dergelijke tegenvallers zoveel mogelijk worden beperkt door middel van een ‘prikkel’ voor tijdig gemeenschappelijk onderzoek en overleg over een ‘best for project’ oplossing van een dergelijke tegenvaller, in plaats van wederzijds te zoeken naar argumenten om de gevolgen ten laste van de ander te brengen, zoals bij andere contractvormen vaak het geval is.

4.4 Sturingsmechanismen

In deze overeenkomst is niet voorzien in een korting vanwege te late oplevering. Een dergelijke korting zal er waarschijnlijk toe leiden dat de opdrachtnemer het risico op die korting geheel of gedeeltelijk in de prijs zal willen afdekken, hetgeen in de wegstaat aan een transparante prijs en ertoe leidt dat de opdrachtgever die kosten al op voorhand kwijt is. Een beter alternatief om spoedige oplevering te bevorderen is naar onze mening de mogelijkheid (die dus niet in de Modelovereenkomst Kost+ is geregeld) om in aanvulling op het bonus/malus-mechanisme samen versnellingsmaatregelen te onderzoeken waarvan de extra kosten worden vergoed als Werkelijke Kosten en/of een bonus in het vooruitzicht te stellen (na opdracht, zodat daarop niet kan worden geanticipeerd bij het aanbieden van de opslagpercentages).

Opdrachtgever kan ook altijd besluiten het werk te beperken of zelfs om personeel of materieel van het werk te verwijderen. Het nadeel is dan vanzelfsprekend een beperkter resultaat respectievelijk latere voltooiing.

4.5 Samenwerking en deskundigheid

Een ander cruciaal onderdeel van de overeenkomst is de onderlinge samenwerking. Afgezien van de opzet van het contract, die voorziet in het richten van de belangen van beide partijen op hetzelfde doel (namelijk onderschrijding van de richtprijs), zijn diverse bepalingen in de Modelovereenkomst Kost+ erop gericht om partijen te brengen tot regelmatig overleg en adequate communicatie, zoals een door partijen te organiseren samenwerkingsoverleg, naast de formele overlegstructuur die in de Vraagspecificatie reeds is voorzien.21 Partijen moeten hun medewerkers daarbij ook inwijden in de uitgangspunten van deze contractvorm, waarbij zij aan de hand van voorbeelden de opzet en afrekening van werkzaamheden volgens deze overeenkomst oefenen.22 De wijze van samenwerking dient verder te worden geconcretiseerd in (deel-)projectmanagementplannen en in (deel-)kwaliteitsplannen, documenten die vrij algemeen gebruikelijk zijn en voortvloeien uit kwaliteitsborgingssystemen zoals de ISO 9001.23 Ook de hiervoor bedoelde verplichting van de wederzijdse tijdige waarschuwing vervult daarbij een belangrijke rol.24

Vanwege het uitgangspunt van transparante kosten die voor beide partijen zichtbaar zijn in een ‘open boek’-systeem is een essentieel element de vereiste kostendeskundigheid aan de zijde van opdrachtgever. Dit systeem ziet op het volgende: in hoofdstuk 9 van de Modelovereenkomst Kost+ (Projectadministratie) is het recht van de opdrachtgever vastgelegd om de papieren en digitale projectadministratie in te zien, en om door middel van audits door een registeraccountant alle relevante stukken te controleren. In geval van geconstateerde onvolkomenheden worden eerder vergoede kosten daarna gecorrigeerd.25 Wanneer een opdrachtgever die deskundigheid niet zelf in huis heeft kan hij daartoe gebruik maken van advies- of ingenieursbureaus, of zelfs de beschikbare kennis van opdrachtnemers mobiliseren, bijvoorbeeld door oud-opdrachtnemers te betrekken bij het project, in het projectteam of (ten tijde van de aanbesteding) in tenderboards. Op die manier kunnen partijen op een min of meer gelijk niveau van kennis beslissen over ontwerp en uitvoering van het werk, en over gezamenlijke inkoop van belangrijke onderdelen. Opdrachtnemer dient dat recht in beginsel ook te bedingen bij relevante hulppersonen.

De Modelovereenkomst Kost+ is gebaseerd op uitgangspunten zoals gelijkwaardigheid en evenwichtigheid en dat komt tot uitdrukking in de wijze van samenwerken, de bemensing en de competenties die aan weerszijden benodigd zijn.26 Dat kan uiteenlopen van ‘geïntegreerd samenwerken’ (een geïntegreerde projectorganisatie - deels of volledig) tot ‘gecoördineerd samenwerken’ (losse maar op elkaar afgestemde projectorganisaties waartussen nauwe samenwerking en afstemming plaatsvindt), al naar gelang de voorkeur en de mogelijkheden van partijen. In de Modelovereenkomst Kost+ is niet uitgewerkt hoe een dergelijke geïntegreerde projectorganisatie (waarin bijvoorbeeld verantwoordelijkheden voor inkoop of planning samen worden genomen) kan worden opgezet. Naarmate partijen een traditioneler rollenpatroon kiezen kunnen de voordelen van de kost-plus methode afnemen door ‘oud gedrag’. In de aanbesteding kan opdrachtgever de samenwerking apart onderdeel maken van de kwalitatieve beoordeling, bijvoorbeeld door middel van interviews, (team)assessments etc.

4.6 Werkelijke kosten

De afrekening van de werkzaamheden geschiedt op basis van werkelijke kosten en – indien toepasselijk – vooraf door de opdrachtnemer aangeboden tarieven. Bij oplevering vindt een voorlopige berekening van de finale totale werkelijke kosten plaats en vindt op basis daarvan een voorlopige afrekening plaats. Definitieve vaststelling vindt plaats na het einde van de onderhoudstermijn (indien overeengekomen) met inachtneming van eventuele vergoeding van Werkelijke Kosten tijdens de onderhoudstermijn.

Die vaststelling geschiedt op basis van een ‘open boek’ van gemaakte kosten. Zoals hiervoor in par. 4.5 toegelicht, is een belangrijk onderdeel van deze vorm van samenwerking de mogelijkheid van opdrachtgever om de boeken van de opdrachtnemer voor dit project te controleren. Voor het bijhouden van die kosten bestaan al verschillende softwareprogramma’s. Wanneer onderdelen worden uitgevoerd door hulppersonen zoals onderopdrachtnemers en leveranciers, dient in beginsel ook voor die onderdelen te zijn voorzien in een open boek. Voor opdrachtnemers is dat een andere wijze van verantwoording afleggen dan gebruikelijk: (gestaffelde) inkoopkortingen, die soms ook afhankelijk zijn van de omzet van zuster- en moedermaatschappijen, hebben gevolgen voor de werkelijke kosten en dienen dus aan de opdrachtgever verantwoord te worden. Daarbij is van belang dat opdrachtgevers de verworven informatie niet mogen gebruiken buiten het kader van het project.27

4.7 Toepassingsgebied

Hiervoor is reeds toegelicht dat de Modelovereenkomst Kost+ in het bijzonder geschikt lijkt voor projecten met relatief grote onzekerheden, zoals bij onderhoud en renovatie van bestaande objecten soms het geval is, voor projecten waarin bestaande oplossingsrichtingen niet beschikbaar of gewenst zijn (verduurzaming en andere opgaven die innovatie vereisen) en voor projecten waar (nu nog) sprake is van uitgestelde prijsvorming.

De overeenkomst is opgezet zodat die kan worden gehanteerd als contract voor het volledige werk, maar ook als onderdeel van een groter geheel waarin ook klassieke vaste prijs-bestanddelen (bijvoorbeeld op basis van de UAV 2012 en de Standaard RAW Bepalingen 2020; binnenkort 2025) of geïntegreerde contract-onderdelen een rol spelen. Door een dergelijke compartimentering kunnen partijen de risico’s van een werk veel beter beheersen. Bijzondere aandacht is dan natuurlijk vereist voor de definiëring van raakvlakken met de onderdelen van het werk waarvoor andere contractuele verrekeningen gelden, maar dat is niet anders bij werken met stelposten, verrekenbare hoeveelheden of gewoon meerwerk. In de aanbesteding zou een opdrachtgever ook afkoop-opties kunnen opnemen voor onderdelen, zodat inschrijvers kunnen kiezen voor een afkoopprijs of zelfs twee opties (verrekenbaar en afkoop) kunnen neerleggen. Wanneer wordt gekozen voor kost plus op basis van een richtprijs, en er bij de prijsbepaling onoverkomelijke discussies ontstaan over onderdelen, kan er ook voor gekozen worden om voor die onderdelen geen richtprijs overeen te komen, maar die onderdelen volledig verrekenbaar te maken; hetgeen altijd een betere oplossing is dan een impasse voor de gehele overeenkomst.

In het algemeen zal een overeenkomst op kost plus-basis met name geschikt zijn voor complexe projecten waarin risico’s en onzekerheden zich vooraf lastig laten afprijzen met een vaste aanneemsom, en met potentieel grote gevolgen die zich op voorhand moeilijk laten overzien. Met name voor vernieuwing- en renovatieprojecten lijkt de contractvorm zeer geschikt. De mislukte aanbesteding van de Van Brienenoordbrug is een geruchtmakend voorbeeld van de problemen die bij de prijsvorming van dergelijke projecten kunnen optreden.28 Ook voor projecten waarvoor veel innovatie wordt verwacht of gevraagd, is de Modelovereenkomst Kost+ uitermate geschikt. Opdrachtgevers en opdrachtnemers in de bouw staan voor een grote vernieuwingsopgave op het gebied van civiele constructies (bruggen, sluizen, tunnels, viaducten etc.), wegfundering en riolering. In haar rapport ‘Vernieuwingsopgave’ uit oktober 2023 prognosticeert TNO dat daarmee in de periode 2021-2030 een bedrag van 2.4 miljard euro per jaar is gemoeid en in de daaropvolgende jaren nog verder oploopt. De combinatie van uitdagingen op het gebied van techniek (beperkt inzicht in constructieve en technische staat), markt (vraag overstijgt aanbod), omgeving (verkeersoverlast) en wet- en regelgeving (stikstofregels) maakt het extra lastig om in dergelijke gevallen op voorhand een vaste prijs overeen te komen.

Door zowel opdrachtgevende als opdrachtnemende partijen in de bouw wordt onderkend dat goede samenwerking essentieel is om deze vernieuwingsopgave samen met de andere uitdagingen het hoofd te bieden.

In de Modelovereenkomst Kost+ is geen specifieke onderhoudstermijn voorgeschreven. Dat is ter bepaling aan partijen in een specifiek project. Ook is voorzien in de mogelijkheid van een aparte onderhoudsovereenkomst. Desgewenst kan dat worden uitgebreid tot instandhoudingswerkzaamheden. Partijen kunnen daarvoor eventueel ook een richtprijs voor (meerjaren) onderhoud of herstel van gebreken of een garantie termijn overeenkomen.

5. Aanbestedingsrechtelijk kader

In beginsel zullen publieke opdrachtgevers een Kost+ overeenkomst moeten aanbesteden. Ook voor private aanbesteders kan het wenselijk zijn om concurrentie te organiseren door middel van een aanbesteding. Bij de bekendmaking van de aanbesteding zal opdrachtgever het werk definiëren in de vorm van eisen door middel van een vraagspecificatie en een ontwerp. Om een goede samenwerkingspartner te vinden zullen selectie- en gunningscriteria moeten worden opgesteld waaronder criteria ten aanzien van kwaliteit en van prijs om de ‘beste’ inschrijver te bepalen. De kwalitatieve criteria kunnen betrekking hebben op relevante ervaring (zowel met de werkzaamheden als bijvoorbeeld de wijze van samenwerking; inclusief bijvoorbeeld interviews met sleutelfiguren) en op de aanpak (inclusief beheersmaatregelen) om het werk tijdig en binnen de richtprijs te voltooien. De financiële criteria kunnen betrekking hebben op tarieven en opslagen; mogelijk ook op de rendementen die gelden voor het bonus-malussysteem en wanneer er reeds een voldoende omkaderd ontwerp ligt zelfs de richtprijs. In het algemeen is het echter niet verstandig om te veel gewicht toe te kennen aan enkel de hoogte van de in de aanbesteding aangeboden richtprijs. Meestal zal de keuze voor een kost+ contract zijn ingegeven doordat er nog onvoldoende gegevens zijn om een prijs te bepalen. Een groot gewicht aan enkel de hoogte van de richtprijs in de gunningscriteria kan dan leiden tot manipulatieve inschrijvingen, waardoor het behalen van gemeenschappelijke doelen worden bemoeilijkt in plaats van bevorderd.

Private opdrachtgevers hebben ruimte om te kiezen voor een vrij onderhandelingstraject. Publieke opdrachtgevers zijn daarbij gebonden aan de Aanbestedingswet. In het algemeen kunnen aanbesteders daarvoor gebruik maken van een mededingingsprocedure met onderhandeling of een concurrentiegerichte dialoog, maar ook een openbare aanbesteding (al dan niet na selectie) kan een geschikte route zijn.

Bij contracten die voorzien in vroege betrokkenheid van de opdrachtnemer zoals een kost+ contract bestaat op het moment van aanbesteding nog veel onduidelijkheid over de uiteindelijke omvang van het werk. Het is daarom van het allergrootste belang dat de opdrachtgever herzieningsclausules opneemt die enerzijds voldoende ruimte biedt voor mogelijke wijzigingen (en bijstelling van het budget); en anderzijds voldoende bepaalbaar is voor relevante mededinging. Art. 2.163c Aw geeft nadere regels voor een dergelijke clausule, die kan voorkomen dat later discussie ontstaat over zogenoemde ‘wezenlijke’ wijzigingen. Afgezien van deze herzieningsclausule geeft de Aanbestedingswet overigens nog andere (veelal onderschatte) mogelijkheden tot bijstelling van de overeengekomen prijs en voorwaarden.

6. Geschilbeslechting

Voor het geval de samenwerking minder goed verloopt dan gewenst bevat de Modelovereenkomst Kost+ in de eerste plaats een overleg- en escalatieregeling, die partijen verplicht te proberen om in goed overleg tot een oplossing te komen.29 Lukt dat niet, dan kunnen partijen de Commissie van Advies inschakelen, waarvan zij ieder een lid hebben benoemd, welke beide leden samen een derde benoemen. Het is de bedoeling dat die Commissie van Advies affiniteit heeft met het werk en de aard van de overeenkomst, zodat die partijen reeds tijdens de uitvoering kan begeleiden naar een goed resultaat. Wanneer partijen zich niet kunnen vinden in de aangereikte oplossingen hebben zij beide het recht om een geschil voor te leggen aan een instituut naar keuze, zoals de rechtbank, de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen (die diverse vormen van geschilbeslechting aanbiedt), het NAI et cetera.

7. Slot

De opstellers van de Modelovereenkomst Kost+ hebben de afgelopen jaren waargenomen dat veel projecten zijn vertraagd of niet tot stand zijn gekomen als gevolg van belemmeringen in bestaande contracten, met name vanwege het uitgangspunt dat een vaste prijs dient te worden overeengekomen in een vroeg stadium. Twee- (of meer) fasen contractmodellen bleken onvoldoende in oplossing daarvan te voorzien. Met toevoeging van een Modelovereenkomst Kost+ krijgen opdrachtgevers en opdrachtnemers de mogelijkheid om een andere oplossingsrichting te onderzoeken. In enkele grote projecten heeft het model (althans eerdere varianten daarvan) de hiervoor bedoelde impasse kunnen doorbreken. De praktijk zal moeten uitwijzen of het model een succesvol verrekeningsmodel is voor projecten die zich niet of minder goed lenen voor de bestaande modellen. De opstellers zijn voornemens om op basis van de ervaringen met regelmaat en met inbreng van opdrachtgevers en opdrachtnemers te onderzoeken of revisie van het model gewenst is.

Co-auteurs: Rob Bleeker, advocaat bij Rozemond Advocaten en Paul Brinkman, consultant bij AT Osborne  

Bron: Tijdschrift voor Bouwrecht 2025/65 d.d. 11 juni 2025, "Modelovereenkomst Kost+: Verrekening van bijna alle gemaakte kosten"


  1. Het model is opgesteld door Duet advocaten, Rozemond advocaten en AT Osborne, en vrijelijk en in bewerkbare vorm ter beschikking gesteld op <www.kostplus.nl>, voorzien van een toelichting.
  2. Een eerste versie is toegepast in het Pallas-project te Petten, een volgende versie bij de renovatie van de Tweede Kamer. Zoals verantwoord in de begeleidende toelichting hebben de leden van de klankbordgroep schriftelijk commentaar gegeven op de voorgelegde concepten en is over opzet en tekst van de bepalingen in een drietal bijeenkomsten gediscussieerd. Deelname vond plaats op persoonlijke titel en met als uitgangspunt dat de volledige verantwoordelijkheid voor het eindproduct bij de opstellers lag. Om die reden is de laatste, gepubliceerde versie ook niet meer voor commentaar aan de klankbordgroep voorgelegd. De leden van de klankbordgroep zijn vermeld in de toelichting bij de Modelovereenkomst Kost+. De opstellers van de Modelovereenkomst Kost+ waren de auteurs van dit artikel en hun collega’s.
  3. Zie voor de UAV-GC 2005: Bleeker, Herber & Van der Zijpp, UAV-GC 2005. Over problemen bij het werken met geïntegreerde contracten, Den Haag: IBR 2016; en het TBR-themanummer over de UAV-GC 2025 van mei 2025 (TBR 2025/50 t/m TBR 2025/59). Zie voor de problemen met bouwteamovereenkomsten de redactionele rechtspraak-overzichten op <ibrtracker.nl>, laatstelijk: ‘Redactionele bijdrage: Update van de Bouwteam overzichten (IV)’, Actualiteiten Bouwrecht 21 mei 2024.
  4. Zie het themanummer van TBR van mei 2025 over de UAV-GC 2025 (TBR 2025/50 t/m TBR 2025/59) over met name par. 3, 14 en 28 UAV-GC 2025.
  5. Daarover onder meer: C.E.C. Jansen, <Herbezinning op de aanbesteding en realisatie van geïntegreerde bouwprojecten: Verkenning van bestaande en nieuwe inrichtingen van het bouwproces met het oog op een verbeterde beheersing van het informatierisico>, Den Haag: IBR 2021; en het TBR-themanummer van mei 2025 over de UAV-GC 2025 (TBR 2025/50 t/m TBR 2025/59).
  6. R.G.T. Bleeker, ‘Een bouwcontract en geen juristencontract’, TBR 2021/95.
  7. Helaas wordt meerwerk vaak niet vooraf maar pas (lang) na afloop afgerekend, en dan uiteindelijk op basis van een ‘redelijke prijs’, zie HR 1 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:989.
  8. Zoals in het geval van Oosterweel, vertaald in het Nederlands (zoals vereist door de Belgische Taalwet). Het NEC engineering and construct contract kent behalve deze optie diverse varianten, waarvan optie D (target contract with bill of quantities) en E (cost reimbursable contract) uitgaan van verrekening op basis van de verrichte werkzaamheden.
  9. Zoals in art. 60.1 sub 12 en 13 NEC4 Option C, zie voor richtprijswijzigingen art. 10 Modelovereenkomst Kost+ en hierna par. 4.3.
  10. Art. 2 Modelovereenkomst Kost+.
  11. Zoals voor al dan niet gezamenlijk ontwerpen, art. 14 Modelovereenkomst Kost+; ontwerp op basis van vaste prijs of werkelijke kosten, art. 15 Modelovereenkomst Kost+; vaststelling of nader overeen te komen richtprijs, art. 19 Modelovereenkomst Kost+; aansprakelijkheid na oplevering, art. 32 Modelovereenkomst Kost+ om er enkele te noemen.
  12. Zie voor die aanpak in algemene zin: ‘Handreiking tweefasenaanpak bij Rijkswaterstaat projecten beschikbaar’, <www.vitalesector.nl>22 mei 2023. 
  13. Zie art. 4.1 Modelovereenkomst Kost+, van Acceptatieplan en Activiteitenplanning tot Werkterrein en Werkzaamheden nevenaannemers.
  14. Zie hierna par. 4.3 over de richtprijs.
  15. Zie hierna par. 5 over aanbestedingsrechtelijke aspecten.
  16. Art. 31.3 Modelovereenkomst Kost+.
  17. Art. 14 Modelovereenkomst Kost+.
  18. Art. 21 Modelovereenkomst Kost+ (Partijen geven elkaar een Tijdige Waarschuwing als zij op de hoogte zijn van een omstandigheid die zich voordoet of dreigt voor te doen etc.).
  19. Dat laatste wordt voor de goede orde benadrukt in de toelichting.
  20. Art. 20 Modelovereenkomst Kost+.  
  21. Art. 7 Modelovereenkomst Kost+, bijvoorbeeld een PSU en een PFU.
  22. Art. 12 Modelovereenkomst Kost+.
  23. Art. 8 Modelovereenkomst Kost+, onderdeel 1 en 2 voorzien in regeling van grondbeginselen van samenwerking en overlegstructuur.
  24. Art. 21 Modelovereenkomst Kost+, zie par. 4.1 en 4.3 hiervoor.
  25. Art. 35 Modelovereenkomst Kost+.
  26. Dat uitgangspunt kan contractueel niet worden afgedwongen, maar in overweging V is wel vastgelegd dat samenwerking geschiedt op basis van wederzijds vertrouwen, open communicatie, transparantie en ‘best for project’, met respect voor elkaars rollen, deskundigheden, verantwoordelijkheden en belangen. Zie verder ook art. 6 Modelovereenkomst Kost+ over het doel van de overeenkomst.
  27. Art. 36 Modelovereenkomst Kost+.
  28. Waarbij natuurlijk ook andere omstandigheden een rol hebben gespeeld, zoals de beschikbaarheid van een werf voor de bouw van de brug. Zie de Brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 28 juni 2024, RWS-2024/24984, en de bijlage ‘Evaluatie aanbesteding Van Brienenoordbrug’ over het onderzoek door Paul Janssen en de reactie van Rijkswaterstaat.
  29. Hoofdstuk 14 Modelovereenkomst Kost+, met verwijzing naar een op te stellen annex over de overleg- en escalatie afspraken.

Auteurs

/site/assets/files/1063/daniel-santurio-gonzalez.jpg

mr.ir. Daniel Santurio González

advocaat

+31 (0)6 11924108
h