In een recent arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch kwam de vraag aan de orde of een onderneming waarin andere ondernemers samenwerken mag volstaan met het indienen van één UEA.
Op een aanbesteding voor gymnastiekvervoer van twee gemeenten hadden twee partijen ingeschreven. Eén van de inschrijvers betrof een vennootschap onder firma (vof) die in het kader van haar inschrijving één UEA had ingediend. Volgens de andere inschrijver had de vof echter niet mogen volstaan met één UEA, maar hadden beide vennoten ieder een eigen UEA moeten indienen. Nu de vof dat had nagelaten zou haar inschrijving ongeldig zijn. In het arrest geeft het gerechtshof aan behoefte te hebben aan uitleg van de Richtlijn 2014/24/EU en de Uitvoeringsverordening op dit punt, voordat kan worden geoordeeld of de vof wel of niet had mogen volstaan met het indienen van één UEA. Het gerechtshof zal het Europese Hof van Justitie daarom een vijftal prejudiciële vragen stellen.
Wij houden de kwestie nauwlettend in de gaten.